![]()
on 24/10/2025, 8:41:46, in reply to "Re: De oorsprong van het begrip van 'Paradijs' voor (ex)-JG"
Dag Elle,
Je legt me iets in de mond wat ik niet beweerd heb.
Ik heb niet gezegd dat de belofte aan Abraham een “hemels paradijs” zou zijn. Dat zijn twee totaal verschillende begrippen.
De belofte aan Abraham had twee lagen:
Het land – concreet Kanaän als erfdeel voor zijn nageslacht.
De zegen voor alle volken – via zijn zaad, de Messias (Gen. 12:3; 22:18; Gal. 3:16).
Dat gaat over Gods heilsplan en de komst van de Messias, niet over een “paradijs” in de zin van een herstelde tuin of een hemelse verblijfplaats.
Het woord “paradijs” (pardes, later paradeisos) komt in het Oude Testament slechts drie keer voor (Neh. 2:8; Pred. 2:5; Hoogl. 4:13), en altijd in de betekenis van een boomgaard of koninklijke tuin. In de latere Joodse literatuur (zoals 1 Henoch, 2 Henoch en de Targumim) werd Gan Eden onderscheiden in twee sferen:
Gan Eden shel matah — het aardse paradijs van Adam;
Gan Eden shel ma‘lah — de hemelse verblijfplaats van de rechtvaardigen.
Maar: dat heeft niets te maken met de Abrahamitische belofte.
Dat verband is pas later gelegd, vooral door bewegingen als de Jehovah’s Getuigen, die de zegen aan Abraham letterlijk projecteren op een toekomstige herstelde aarde. Die lezing vind je niet terug in de Hebreeuwse Schrift, noch bij Jezus of de apostelen.
Jezus gebruikte het woord “paradijs” (Luc. 23:43) in de toen gangbare Joodse betekenis: de plaats van nabijheid tot God, de rust voor de rechtvaardigen.
Dat staat los van de belofte aan Abraham, die betrekking heeft op de komst van de Messias en de verlossing van alle volken.
Kort gezegd:
Abraham → zegen en erfdeel;
Paradijs → nabijheid tot God, niet het land Kanaän;
De twee horen niet bij elkaar, behalve in moderne reconstructies.
Groet,
Distazo
Previous Message
Dag Distazo,
Dus de vervulling van het verbond met Abraham betreffende de zaadbelofte en de landbelofte is "een geestelijke werkelijkheid, symbool van Gods nabijheid" en "een hemels paradijs"? Was dat in de hemel of was dat van de hemel afkomstig en van een hemels karakter op de aarde of in het land (Heb. 11:8-16; Ps. 37:10-11; Mat. 5:5)? Bezagen allen in het Jodendom de zaken hetzelfde?
Of is die gedachte van het Jodendom over die geestelijke werkelijkheid en het hemelse paradijs een gevolg van de afvalligheid van het volk Israel en door het overnemen van o.a. Griekse gedachten in de loop der tijden vóórdat Jezus naar de verloren schapen van het huis Israels werd gezonden?
Het Jodendom had verschillende groepen voortgebracht met daarbij geen eenheid van gedachten en leer doordat zij werden beïnvloed door niet-Joodse leer van vreemde zijde, b.v. onsterfelijke zielen in hades met een kloof tussen goede en slechte mensen daarin?.
Groet,
Elle
Previous Message
Ik heb GPT gevraagd de verschillen op te stellen. JG-begrip en het Joodse begrip zoals TOEN het woord Paradijs werd begrepen. (Jezus heeft dit woord niet een andere betekenis gegeven!)
Vergelijking: Jehovah’s Getuigen vs. Joodse visie op Paradijs
Jehovah’s Getuigen:
Lezen Genesis letterlijk: de Hof van Eden was een echt aardse plaats.
Geloven dat God de aarde zal herstellen tot datzelfde paradijs.
Slechts 144.000 gaan naar de hemel; de rest leeft eeuwig op een herstelde aarde.
Baseren dit op teksten als Jesaja 11, 35, 65 en Openbaring 21:3-4.
Ontstaan uit 19e-eeuwse restorationistische beweging (Russell, Rutherford).
Zien het toekomstig paradijs als identiek aan Eden.
Joodse (Hebreeuwse) visie:
Eden (גן עדן betekent letterlijk “tuin van vreugde”.
In de rabbijnse traditie is Eden niet hetzelfde als het toekomstige paradijs.
Er is onderscheid tussen:
• Gan Eden shel matah – het aardse paradijs (de tuin van Adam).
• Gan Eden shel ma‘lah – het hemelse paradijs, verblijf van de rechtvaardigen.
“Paradijs” (pardes) werd geestelijk begrepen als de nabijheid tot God, niet als terugkeer naar een tuin.
Toekomstige hoop: moreel en spiritueel herstel (tikkun ha-olam), niet letterlijk agrarisch herstel.
Kernverschil:
Eden bij de Getuigen = een fysiek herstel op aarde.
Eden in het Jodendom = een geestelijke werkelijkheid, symbool van Gods nabijheid.
27