![]()
on 17/10/2025, 15:04:18
In Joh. 11:21-27 staat:
21 Marta dan zeide tot Jezus: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn. 22 Ook nu weet ik, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert. 24 Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage. 25 Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, 26 en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat? 27 Zij zeide tot Hem: Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou.
Ik haal even vers 25b-26 even naar voren: wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, 26 en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; 26 en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven".
Een groot deel van de gelovigen vatten dit gedeelte op in de zin dat Jezus hier zou zeggen dat als iemand in hem gelooft, deze persoon al vanaf het tot geloof komen, al eeuwige leven heeft ontvangen en daardoor niet meer sterft.
Als we Jezus' woorden in de zeer bekende teksten in Joh. 5:28-29 ernstig nemen, dan staat daar het tijdstip waarop men het eeuwige leven ontvangt, nl. bij de wederkomst van Jezus, en niet bij het tot geloof komen : "28 Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29 en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel".
Dus ontvangt een gelovige naar mijn mening pas bij de opstanding ten leven pas dat leven tot in eeuwigheid, nl. bij het oordeel op de jongste of laatste dag zoals Marta zei in Joh. 11:24 waar staat:
24Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage.
Jezus heeft het in Markus 10:28-30, waar hij Petrus iets duidelijk maakt, dat het eeuwige leven pas in de (vanaf het moment dat Jezus dit zegt) toekomende eeuw (aion/tijdperk) wordt gegeven, en niet al bij het tot geloof komen. En dan blijkt uit Joh. 5:28-29 ook nog dat dit bij Jezus' wederkomst pas is, dus aan het einde van die toekomende eeuw.......
De 1e brief van Johannes in hoofdstuk 5:10-13 heeft Johannes het opnieuw over het eeuwige leven en dat dit "in Christus" is:
"10 Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon. 11 En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. 12 Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet".
Dit komt ook overeen met Joh. 14:6 waar staat: "6 Jezus zeide tot hem (Thomas): Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij".
Wel is het zo dat een gelovige de belofte ontvangt dat men uiteindelijk het eeuwige leven ontvangt samen met "de goddelijke natuur" bij het ontkomen zijn aan het verderf zoals 2 Pet. 1:3-4 verklaart: "3 Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht; 4 door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst". Zie ook 1 Kor. 15:20-28 en 42-58.
Ontkomen aan het verderf is ook pas bij de wederkomst van Jezus op het moment dat men onsterfelijkheid en onvergankelijkheid ontvang, en dat is bij de opstanding ten leven. En dat is ook het tijdstip waarover Paulus spreekt in Filip. 3:20-21 waar staat:
"20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen (Kol. 1:13-14; Ps. 110), waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen".
Conclusie: Jezus spreekt zichzelf niet tegen over het tijdstip waarop men eeuwig leven ontvangt. In tegendeel, degenen die Joh. 11:25-26 uitleggen, begrijpen niet dat het "in eeuwigheid niet sterven" slaat op het "in eeuwigheid niet de 2e dood sterven", anders gezegd "niet verloren gaan", dit op grond van het geloof in Jezus (Joh. 3:16).
Men blijft sterfelijk tot aan de wederkomst van Jezus, dus sterft nog wel de dood in Adam. Als men uiteindelijk overwonnen heeft en getrouw is gebleven tot de dood, net als Jezus, DAN staat men op uit het graf op de laatste of jongste dag, en ontvangt men de gelijkvormigheid van het lichaam en het leven zoals Jezus dat heeft ontvangen, zie nogmaals Filip. 3:20-21 (jongste dag teksten: Joh. 6:39, 40, 44, 54; 11:24; 12:48) .
Groet,
Elle
66