Johannes 6 32-34 moet zijn 4:32-34
citaat
"Maar hij zei tot hen: „Ik heb voedsel te eten dat GIJ niet kent.”
Daarom zeiden de discipelen toen tot elkaar: „Heeft iemand hem soms iets te eten gebracht?” Jezus zei tot hen: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig.".
29