ik moet naar huis ,maar de deuren zijn gesloten.
ik heb geen sleutel, moet ik harder tegen de deur aanstoten?
ik moet naar huis, maar zij zeggen dat ik hier woon. kom maar u bent wat in de war,
ik vraag waar is mijn dochter en mijn zoon?
ik moet naar huis de lichten zijn al aan.
kom maar wij brengen u naar bed, ik kijk haar niet begrijpend aan.
maar ik moet naar huis maar die deuren blijven dicht.!
de zuster trekt mij tegen zich aan en ik?
ik kijk hoopvol naar haar gezicht.
u hoeft niet naar huis, daar is alles al geregeld, zij weten er van u slaapt vannacht bij ons ik geloof haar, omdat ik niet anders kan.
maar morgen? morgen moet ik naar huis.
groet puck.
51
Responses